Nadat in 1896 het eigen stoomgemaal in dienst kwam, waren de ingelanden jaren tevreden over de bemaling. Maar vanaf 1918 kwam er in de poldervegaderingen een langslepende discussie op gang over de kosten en de overweging om toch weer op windbemaling over te gaan.
In 1920 werd offerte uitgebracht door Gebroeders Dekker uit Hazerswoude voor een stenen stellingmolen met een vlucht van ca. 14 m en een liggende centrifugaalpomp voor ƒ 19.600, en door de in 1908 opgerichte Eerste Nederlandsche WindmotorenFabriek (ENWF) van de firma Loning uit Helpman voor een windmotor, afhankelijk van de grootte tussen de ƒ 11.180 en ƒ 17.165. Men besloot met Dekker in zee te gaan.
Maar door bezwaren van Geputeerde Staten en problemen betreffende de te slopen molenaarswoning werd alles uitgesteld, en bleek de firma Stokvis intussen een aantrekkelijk aanbod voor het leveren van een Herkules windmotor te kunnen uitbrengen voor ƒ 13.500. Het bestuur accepteerde dit aanbod, stelde molenbouwer Dekker schadeloos voor zijn moeite en zegde Loning af.
In het Archief van het Waterschap Haanwijk bevindt zich een schrijven van de firma Stokvis aan die polder, waarin ze schrijven (dd. 22 februari 1921) dat zij op dat moment bezig waren met de bouw van de windmotor van Langeweide te Heekendorp.
Nadat bleek dat het onderhuis van de molen niet zomaar mocht worden gesloopt omdat het als woning dienst deed, werd de windmotor aan de andere zijde van het stoomgemaal gebouwd. De bouw van de betonnen onderbouw werd op 11 juli 1922 voor ƒ 7654 gegund aan Johannes van den Hadelkamp en Jan Griffioen.
Op 8 september 1922 werd reeds besloten de windmotor te laten proefmalen zodra het water op peil was, uit de foto's blijkt dat het betonstorten nog plaatsvond terwijl de windmotor er al stond. Een half jaar later moest de voorzitter meedelen dat de uitgaven voor de bouw van de windmotor toch belangrijk hoger waren geworden dan oorspronkelijk was geraamd, bovendien moest het stoomgemaal onderhouden worden voor reserve.
Door de jaren heen bleek de windmotor goed te werken en met weinig kosten. Hij mocht zelfs op zondagen draaien, omdat er immers geen bediening nodig was en de molenaar dus gewoon van zijn zondagsrust kon genieten.
Pas in 1947 was een reparatie van ƒ 640,60 nodig, de vijzel liep aan en beide lagers moesten worden vernieuwd. In 1951 vond een reparatie van ƒ 2490 plaats, plus de huur van een pomp voor ƒ 1500.
In 1957 fuseerde het Waterschap Haanwijk met de naastgelegen polder Breeveld en was het gedaan met de windbemaling. De polder Breeveld nam het wegmalen van het bezwaarwater over, nadat een nieuwe polder was opgericht onder de naam ‘Polder van Breveld en Haanwijk’.
Bron: "Haanwijk, een polder met bemalingsproblemen", artikel door Erik Stoop in Molinologie nr. 41, 2014, pag. 26-37.
Aanvullingen
Op onderstaande foto van rond 1925, staat de heer Bertus van Kuijk (1888-1966). De molen stond aan de Haanwijk 3 te Harmelen.
Henny Kohler, 18 oktober 2009.
2. Foto: n.n., ca. 1925 (ingestuurd door Henny Kohler) 4. Foto's tijdens de bouw in 1922 (coll. E. Stoop)