De naar Amerikaans model ontstane windmolen van het type "Record nr 20" is in Nederland ontworpen en gebouwd door de Fa. Gebr. Bakker te IJlst. De molen werd tussen 1920 en 1930 gebouwd voor de bemaling van de ”Damsterpolder” ten zuid oosten van Koudum. Door wijziging in de waterstaatkundige situatie kon de molen op de oude standplaats niet meer functioneren. Hierop werd de molen gedemonteerd in afwachting van herplaatsing op een nieuwe standplaats. Tussen 2003 en 2004 werd de molen weer opgebouwd op de huidige standplaats. Hierbij werd de molen in volledig maalvaardige toestand gerestaureerd. Op de nieuwe standplaats heeft de molen een functie gekregen voor het uitmalen van water uit het naastgelegen natuurgebied. Tevens kan de molen dient doen als vispassage. Het omschreven object is de laatst overgebleven molen van dit type met 6 meter raddiameter van deze fabrikant in Nederland.
De 8 meter hoge toren staat op een circa 3 meter hoge in beton opgetrokken onderbouw. De voorwaterloop is voorzien van een stalen krooshek en een dubbele schotbalksponning. De stalen vijzel is gelegen in een betonnen vijzelbak met houten deksels en is voorzien van een verstelbare opleiderklep. De betonnen achterwaterloop is voorzien van een stalen wachtdeur. De molen maalt het water vanuit de Westerbroekstermadepolder uit op het Foxholstermeer (Groningse boezem). De stalen toren heeft een ladder en een achtkantige stelling. De stelling bestaande uit stalen liggers, een houten dek en een stalen hekwerk. Aan de bovenzijde van de toren is een op kogellagers draaiend gietstalen motorlichaam aangebracht. Het een en twintig stalen bladen tellende windrad heeft een diameter van 6 meter. Het rad bestaat uit zeven straalarmen waartussen segmenten met ieder drie bladen verbonden door drie ringen zijn aangebracht. De molen is voorzien van twee vanen: een hoofdvaan en een zijvaan. De eerste dient voor de zelfregeling naar de windrichting, de tweede voor zelfregeling naar windsterkte. De molen is voorzien van een gietstalen gaande werk en stalen spillen.
Ik ben behulpzaam geweest bij de toenmalige demontage in Koudum. Omdat de molen op korte termijn dreigde te worden verkocht door de oud eigenaar, een aantal boeren welke samen een polderbestuur vormden, aan een oud ijzer handelaar heb ik mij toen over de molen ontfermd. Ik deed dit omdat ik het zonde vond dat ook dit zeer zeldzame exemplaar verloren zou gaan. Bescherming ter plaatse was geen optie omdat de gehele oude standplaats verdween. De molen lag vervolgens een aantal jaren opgeslagen en kon toen worden hergebruikt in Groningen.
Tekst: Gijs van Reeuwijk, Rijksdienst voor de Monumentenzorg (nu RCE), 11 jan. 2005.